h

Doe je ogen open, zuster, en kijk

12 mei 2011

Doe je ogen open, zuster, en kijk

Ik kwam recentelijk een stukje tegen van Marinus van den Berg, een pastor in verpleeghuis Antonius-IJsselmonde in Rotterdam. Hij schreef veel goed ontvangen boeken over verlieservaringen en rouwverwerking. De SP heeft zich de afgelopen maanden veel bezig gehouden met de situatie in de verpleegzorg in Zoetermeer. In onderstaande herkende ik veel.

In een Engels ziekenhuis stierf onlangs een oude vrouw op de geriatrische afdeling. Toen de zuster die haar in de laatste levensfase had verzorgd, het kastje naast het bed opruimde, vond ze daarin geen voorwerpen van enige waarde. Maar wel lag er een vel papier in, dat de oude vrouw met moeizaam gevormde lettertjes had volgeschreven. Er stond:

"Wat zie je zuster? Wat zie je? Een kribbige oude vrouw, niet meer bij de tijd. Een beetje onzeker, met starende ogen. Een oude vrouw, die met haar eten knoeit en die geen antwoord geeft, als je met een hard stemmetje tegen haar zegt "Ik wou dat je het nou maar eens probeerde." Een oude vrouw die schijnbaar niets merkt van de dingen die jij doet. Die steeds weer iets kwijt is, een kous of een schoen. Die zonder tegenstribbelen laat doen wat jij wilt. Die met wassen en eten de lange dagen laat vullen. Denk je dat? Zie je dat?

Doe dan je ogen eens open, zuster. Je kijkt niet eens naar me. Ik zal je zeggen wie ik ben, als ik hier zo zit. Als ik plas op jouw bevel en eet, wanneer jij het wilt.

Ik ben een jong meisje van tien, met een vader en een moeder, met broers en zusters die van elkaar houden.

Een bruid van twintig ben ik en mijn hart springt op als ik denk aan de belofte die ik deed.

Vijfentwintig ben ik, en ik heb zelf kinderen die me nodig hebben om een veilig, gelukkig huis te bouwen.

Een vrouw van dertig ben ik en de kleintjes worden snel groot, verbonden door banden die zullen blijven.

Veertig ben ik. Mijn zoontjes zijn volwassen geworden en uitgevlogen. Maar mijn man is bij me om te zorgen dat ik niet treur.

Vijftig ben ik - en weer spelen er kinderen op mijn schoot.

Dan komen de donkere dagen. Mijn man is dood. Ik kijk naar de toekomst en ik huiver van angst. Want mijn kinderen hebben nu zelf een gezin. Ik denk aan de jaren van liefde die ik kende.

Nu ben ik een oude vrouw.

De tijd is wreed. Het is een grap van de tijd, ouderen er als dwazen te laten uitzien.

Mijn lichaam is vervallen, gratie en kracht zijn verdwenen.

En er zit nu een steen op de plaats waar ik ooit een hart had.

Maar... binnen in dat oude karkas woont toch nog dat jonge meisje.

Soms klopt mijn oude hart wat sneller.

Ik herinner me de vreugde en de pijn.

Ik heb weer lief. Ik leef mijn leven opnieuw.

Ik denk aan de jaren die voorbij zijn, te snel vervlogen, en ik accepteer de harde waarheid dat niets kan duren.

Doe je ogen open, zuster, en kijk.

Niet naar die kribbige oude vrouw.

Kijk eens goed, zuster.

Kijk eens naar... mij."

In een Engels ziekenhuis stierf onlangs een oude vrouw op de geriatrische afdeling. Toen de zuster die haar in de laatste levensfase had verzorgd, het kastje naast het bed opruimde, vond ze daarin geen voorwerpen van enige waarde. Maar wel lag er een vel papier in, dat de oude vrouw met moeizaam gevormde lettertjes had volgeschreven. Er stond:

"Wat zie je zuster? Wat zie je? Een kribbige oude vrouw, niet meer bij de tijd. Een beetje onzeker, met starende ogen. Een oude vrouw, die met haar eten knoeit en die geen antwoord geeft, als je met een hard stemmetje tegen haar zegt "Ik wou dat je het nou maar eens probeerde." Een oude vrouw die schijnbaar niets merkt van de dingen die jij doet. Die steeds weer iets kwijt is, een kous of een schoen. Die zonder tegenstribbelen laat doen wat jij wilt. Die met wassen en eten de lange dagen laat vullen. Denk je dat? Zie je dat?

Doe dan je ogen eens open, zuster. Je kijkt niet eens naar me. Ik zal je zeggen wie ik ben, als ik hier zo zit. Als ik plas op jouw bevel en eet, wanneer jij het wilt.

Ik ben een jong meisje van tien, met een vader en een moeder, met broers en zusters die van elkaar houden.

Een bruid van twintig ben ik en mijn hart springt op als ik denk aan de belofte die ik deed.

Vijfentwintig ben ik, en ik heb zelf kinderen die me nodig hebben om een veilig, gelukkig huis te bouwen.

Een vrouw van dertig ben ik en de kleintjes worden snel groot, verbonden door banden die zullen blijven.

Veertig ben ik. Mijn zoontjes zijn volwassen geworden en uitgevlogen. Maar mijn man is bij me om te zorgen dat ik niet treur.

Vijftig ben ik - en weer spelen er kinderen op mijn schoot.

Dan komen de donkere dagen. Mijn man is dood. Ik kijk naar de toekomst en ik huiver van angst. Want mijn kinderen hebben nu zelf een gezin. Ik denk aan de jaren van liefde die ik kende.

Nu ben ik een oude vrouw.

De tijd is wreed. Het is een grap van de tijd, ouderen er als dwazen te laten uitzien.

Mijn lichaam is vervallen, gratie en kracht zijn verdwenen.

En er zit nu een steen op de plaats waar ik ooit een hart had.

Maar... binnen in dat oude karkas woont toch nog dat jonge meisje.

Soms klopt mijn oude hart wat sneller.

Ik herinner me de vreugde en de pijn.

Ik heb weer lief. Ik leef mijn leven opnieuw.

Ik denk aan de jaren die voorbij zijn, te snel vervlogen, en ik accepteer de harde waarheid dat niets kan duren.

Doe je ogen open, zuster, en kijk.

Niet naar die kribbige oude vrouw.

Kijk eens goed, zuster.

Kijk eens naar... mij."

U bent hier