h

Diftar-enquête deel 3: 'Scheffer wist van gerucht over lek'

20 mei 2003

Diftar-enquête deel 3: 'Scheffer wist van gerucht over lek'

Als er iets is wat de politiek in Zoetermeer in beroering bracht, dan is het Diftar. Het nieuwe afvalsysteem kostte veel geld maar flopte. Hoe dit kon gebeuren is onderwerp van de Diftar-enquete, komende weken. Vandaag deel 3: Leo de Jong, oud-directeur Stadswerken.

Bron: Haagsche Courant

Opnieuw is in het dossier-Diftar een verklaring afgegeven over het mogelijk lekken van een gemeente-ambtenaar richting D66- gemeenteraadslid Flip Huisman. Oud-directeur Stadwerken Leo de Jong kent het gerucht; hoofd reiniging Hans Peereboom en projectleider Cor Habermehl gingen hem vorige week al voor. De Jong verklaarde vrijdagavond voor de enquêtecommissie-Diftar dat hij het gerucht heeft vernomen van oud-wethouder Paul Scheffer. Het zou gaan om een risico- analyse, waarin wordt beschreven welke gevaren kunnen opdoemen bij het invoeren van Diftar. Begin 2002 waarschuwden ambtenaren voor mogelijke extra kosten en tegenvallers die het afvalsysteem duurder kunnen maken. Een van de consequenties zou zijn dat burgers meer afval moeten besparen, om de kosten te kunnen dekken.

Het toenmalige college van B en W besloot de analyse niet naar de gemeenteraad te sturen. "Dat is de bestuurlijke wijsheid van het college", meent De Jong. Kort daarna vernam hij van wethouder Scheffer dat de analyse was doorgespeeld naar D66-voorman Flip Huisman. D66 voerde op dat moment campagne tegen Diftar. De Jong kreeg de opdracht om de ambtenaar op te sporen die de vertrouwelijke informatie had gelekt. Maar daar zag hij vanaf: "Ik dacht dat is zoeken naar een speld in een hooiberg, 450 mensen bij Stadswerken, duizend mensen in het hele apparaat en een kopieerkamer waar iedereen dag in dag uit, in en uit kan lopen."

Vervolgens werd de analyse in februari 2002 verfijnd en kwam het risico over de afvalbesparing steeds scherper in beeld. Er was van uitgegaan dat Zoetermeerders met zijn allen vijftien procent op afval kunnen besparen. Dat zou leiden tot een besparing van kosten op inzamelen en verwerken van afval. De essentie van Diftar: zuinig afvalgedrag van burgers loont, zowel voor de belastingbetaler zelf als voor de gemeente. Maar in de nieuwe analyse werden veel hogere percentages van noodzakelijke afvalbesparing genoemd. De analyse bleef vervolgens hangen in de gemeentelijke organisatie. De Jong bevestigde net als projectleider Habermehl eerder dat de risico-analyse ook niet was opgenomen in de overdracht van het Diftar-dossier, dat van wethouder Scheffer naar de nieuwe milieuwethouder Ton Roerig ging. Kort nadat Roerig was aangetreden in het voorjaar van 2002 stelde D66 zijn vragen over de risico's.

Of de risico-analyse zo'n essentieel onderdeel is van het Diftar- onderzoek moet nog blijken. De analyse kwam ver nadat Diftar was ingevoerd. Volgens De Jong waren er al risico's bekend in mei 2001 nog net voordat het besluit werd genomen om miljoenen uit te geven aan ondergrondse containers en computernetwerk. "Er lag een heel scala aan punten, zorgen en risico's, maar de eerste echte risico-analyse kwam pas in december 2001 en die zag er fundamenteel anders uit."

Wel kon De Jong zich herinneren dat er in mei 2001 spanningen waren tussen ambtenaren en wethouders. De bestuurders vermoedden tegenwerking op de werkvloer. "Alsof ambtenaren er waren om suiker in de benzinetank te gooien." De Jong was het daar niet mee eens, maar haalden toch mensen van het project af. "Dat had niets met capaciteit te maken, maar als twee mensen niet door één deur kunnen, heeft het geen zin. Voor de wethouders was het daarmee opgelost."

Het project Diftar was dermate groots en belangrijk voor de gemeentelijke organisatie dat de directeur van Stadswerken persoonlijk was betrokken bij het dossier. De druk op de organisatie en de wethouders was groot om het nieuwe afvalberekeningssysteem op 1 januari 2003 ingevoerd te krijgen. De Jong: "De wethouders zaten heel dicht op het dossier en waren zich bewust dat als 1 januari 2003 niet zou worden gehaald ze een groot probleem hadden, en dat gold ook voor mij."

Niet dat De Jong alle ins en outs van het dossier kende zo bleek tijdens het verhoor. Op veel vragen kon hij geen exact antwoord geven. Hij had vertrouwd op zijn ambtenaren, met name op projectleider Habermehl en hoofd reiniging Peereboom. "Maar alles wat naar buiten ging had mijn paraaf." Toen Diftar steeds meer weerstand opriep bij de bevolking, greep De Jong niet in. De communicatie had achteraf gezien anders gemoeten. "Het had meer marketing moeten zijn, van hoe zet je een product in de markt, dan communicatie."

Burgers hadden afval kunnen besparen door minder vaak een vuilniszak weg te brengen of de bak buiten te zetten. Of De Jong de bak zelf minder vaak buiten zou zetten, wilde de commissie weten. "Nee, ik zet 'm elke twee weken buiten, die stinkzooi wil ik niet in mijn tuin hebben."

U bent hier